Door de huidige druk op de prijzen en de blijvende impact op het milieu stijgt de noodzaak om efficiënt om te springen met grondstoffen in de landbouw. Dit is zeker ook het geval in de melkveehouderij. Belgische onderzoekers van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) en de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen aan de Universiteit Gent gingen daarom op zoek naar een nieuwe manier om het verbruik van natuurlijke grondstoffen in de landbouw te berekenen op basis van exergie. Analyse van meer dan 100 Vlaamse melkveebedrijven gaf zo aan dat de meerderheid onder hen gemiddeld tot meer dan 25% op natuurlijke grondstoffen en voederkosten zou kunnen besparen.
In haar doctoraatsstudie gebruikte Sophie Huysveld, begeleid door professor Jo Dewulf en professor Ludwig Lauwers van de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen aan de Universiteit Gent en dr. Veerle Van linden van het ILVO, een nieuwe methode voor de berekening van grondstoffenverbruik binnen landbouwproductiesystemen. De levenscyclusanalyse maakte zij gebruik van berekeningen op basis van exergie. "Dergelijke evaluatiemethoden hebben al bewezen bijzonder geschikt te zijn voor de energie-, chemische en metallurgische sectoren, maar om het grondstoffenverbruik in een landbouwcontext te evalueren was een verdere ontwikkeling nodig", aldus professor Dewulf. Zo kon het verbruik van grondstoffen via de exergie-benadering ook voor de eerste keer gekoppeld worden aan daadwerkelijke kosten via landbouweconomische methoden.
"Via deze methode kon Huysveld aantonen dat Vlaamse melkveebedrijven voederkosten kunnen besparen door te streven naar een hogere grondstoffenefficiëntie", zegt de Gentse professor. "Voeder, zowel aangekocht als geteeld op het melkveebedrijf, is namelijk verantwoordelijk voor het merendeel van de verbruikte natuurlijke grondstoffen binnen de productieketen van melk." Analyse van 103 gespecialiseerde Vlaamse melkveebedrijven gaf zo aan dat de meerderheid gelijktijdig op grondstoffen en voederkosten zou kunnen besparen. "Gemiddeld hebben we een mogelijke kostenbesparing van 27% of 11 eurocent per verdiende euro, en een mogelijke grondstoffenbesparing van 26% berekend", aldus Dewulf. "Bedrijven die het best scoorden op vlak van efficiëntie werden gekenmerkt door een hogere melkproductie per koe, terwijl ze die bereikten met zo weinig mogelijk aangekocht voeder en met lagere ruwvoederkosten per hectare."
"Voor de bedrijven die nog konden besparen, zijn de grootste besparingen te behalen door met minder voer evenveel melk te produceren. In mindere mate kan het vervangen van eigen geteeld ruwvoer door aangekocht voer, of vice versa, tot besparingen leiden. Hierbij zagen we 2 verschillende types: enerzijds bedrijven die werden gekenmerkt door een hoge melkproductie per hectare, een hoge hoeveelheid aangekocht voer per hectare en een hoge veebezetting per hectare en anderzijds bedrijven met juist tegenovergestelde kenmerken." De eerstgenoemde konden besparen door meer te spenderen aan eigen voederproductie, de tweede door meer voeder aan te kopen. "Een goed evenwicht vinden op vlak van voeraankopen en veebezettingsgraad lijkt hierin dus een rol te spelen", stelt Dewulf.
"Achterhalen op welke bedrijfsspecifieke manier een individueel bedrijf tegelijkertijd natuurlijke grondstoffen en kosten kan besparen is de grote uitdaging, waarin bedrijfsadviseurs met een goede bedrijvenkennis een belangrijke rol kunnen spelen. Omdat elk melkveebedrijf anders is, andere mogelijkheden en beperkingen heeft, is het noodzakelijk verder te onderzoeken of en hoe een bepaald bedrijf de mogelijke besparingen effectief kan realiseren. Samenwerken met bedrijfsadviseurs die een goede bedrijvenkennis hebben zal hierbij cruciaal zijn", aldus professor Dewulf.
Bron: Universiteit Gent