In de vrijdag gepubliceerde Fosfaatreductieregeling zijn regels opgenomen voor niet-melkleverende bedrijven. De belangrijkste reden daarvoor is om te voorkomen dat de reductie van de veestapel op melkveebedrijven wordt omzeild door dieren tijdelijk elders te plaatsen. Daarmee zou de totale reductieopgave in het gedrang kunnen komen.
Uit reacties van leden blijkt dat de regeling, en dan met name de nieuwe referentiedatum van 15 december 2016 als ijkmoment voor niet-melkleverende bedrijven, voor grote onrust zorgt. Vooral veehouders die op dat moment minder dieren hadden dan op 2 juli 2015, de peildatum voor de fosfaatrechten vinden de keuze voor deze datum onrechtvaardig. Zij worden nu met een nieuwe datum geconfronteerd die in een aantal gevallen ongunstiger uitpakt.
Inzet LTO
De regeling heeft dus voor een aantal houderijsystemen ingrijpende consequenties. Deze situaties zijn en worden door LTO Nederland met het ministerie van Economische Zaken besproken om te kijken of hiervoor oplossingen te vinden zijn. Zo wordt besproken of er een uitzonderingscategorie denkbaar is voor bedrijven waar het aantal aanwezige dieren op 15 december 2016 geen reëel beeld geeft van de reguliere bedrijfsvoering en vergeleken met 2 juli 2015.
Vetweiders
Vetweiders zijn meestal bedrijven die in het voorjaar dieren aankopen, gedurende de zomer de dieren weiden en afmesten en de dieren vervolgens aan het eind van het jaar voor de slacht verkopen. Deze bedrijven hebben in juli een normale bezetting, maar vaak op 15 december geen of nog maar enkele dieren op het bedrijf. Door de lage referentie van 15 december 2016 is het voor veel van deze bedrijven niet mogelijk deze zomer hun normale bedrijfsvoering in te vullen.
Bedrijven met zoogkoeien
Op bedrijven met zoogkoeien waar geen dieren aangevoerd worden, valt de natuurlijke aanwas van de veestapel niet onder de regeling. Als het bedrijf echter meer dan twee vrouwelijke dieren heeft aangevoerd dan moet het aantal dieren teruggebracht worden naar het gehouden aantal op 15 december 2016, ook voor dat deel van de groei dat uit eigen aanwas bestaat. Aanvoer op deze bedrijven betreft fokvee, waarmee deze zoogkoeienhouders hun veestapel willen verbeteren. Bijvoorbeeld door te werken aan meer natuurlijke geboortes via ruimere bekkenmaten. In het verlengde hiervan lopen fokbedrijven het risico dat ze in 2017 geen dieren kunnen afzetten.
Jongveeopfokkers
Bedrijven die jongvee opfokken en op 15 december 2016 minder dieren hadden dan op 2 juli 2015 hebben veel gereageerd op de nieuwe referentiedatum. Dat komt door verschillende oorzaken. Soms hebben ondernemers al geanticipeerd op de fosfaatrechten en in een aantal gevallen was er ook gewoon minder aanbod van jongvee voor opfok. Jongveeopfok wordt in een aantal gevallen ook in grotere uniforme koppels gedaan. Op een specifieke datum kunnen dan minder dieren aanwezig dan de normale bezetting, doordat er veel drachtige vaarzen op een moment worden afgeleverd aan melkveebedrijven.
Algemene reactie is dat deze jongveeopfokkers, die nauw aan de melkveehouderij verbonden zijn, niet begrijpen waarom zij niet net zoals de melkveehouders het aantal dieren van 2 juli 2015 mogen houden.