Na aanhoudende onrust onder rundveehouders met bedrijven die geen melk leveren is afgelopen woensdag, 12 april,de fosfaatreductieregeling opnieuw aangepast. Niet-melkleverende bedrijven worden alsnog geheel vrijgesteld van de fosfaatreductieregeling. Kees Romijn, voorzitter van de vakgroep melkveehouderij, gaat in dit bericht in op de consequenties van dit besluit.
Romijn laat weten dat de aanpassing begrijpelijk is: ‘Deze wijziging zorgt opnieuw voor onrust en onzekerheid, terwijl we juist goed op weg zijn in het behalen van de reductie. Gevolg van deze wijziging zal zijn dat de verantwoordelijkheid nadrukkelijk bij de melkveehouder komt te liggen en daarmee ook de uitvoering van de regeling voor de melkveehouderij ingewikkelder zal worden. Echter, de vakgroep melkveehouderij onderstreept dat de doelstelling en de haalbaarheid van de fosfaatreductie onveranderd blijven.´
Vertrekpunt
Staatssecretaris Martijn van Dam heeft woensdag 12 april 2017 het wijzigingsvoorstel voor de fosfaatreductieregeling aangekondigd. In de beantwoording van vragen uit de Tweede Kamer geeft hij aan dat niet-melkleverende bedrijven geheel buiten de regeling worden gehouden. Daarmee is de regeling weer terug bij het vertrekpunt: de reductieregeling zoals die eind vorig jaar door ZuivelNL is gepresenteerd.
Fosfaatreductie in 2017 voor derogatie 2018
Ondanks alle wijzigingen blijft het doel van de fosfaatreductieregeling overeind: voldoen aan het fosfaatproductieplafond in 2017 zodat derogatie voor 2018 en later veilig gesteld kan worden. De vakgroep benadrukt ook dat in 2018 fosfaatrechten zullen worden ingevoerd. Daarmee zijn alle melkveebedrijven ook per die datum gebonden aan hun dieren op peildatum 2 juli 2015. ´De constatering vandaag is er al veel effect van de regeling al in de praktijk te zien zijn. De melkveestapel is al met bijna 100.000 GVE’s gedaald ten opzichte van 1 oktober 2016. Alleen als we in 2017 onder het fosfaatproductieplafond van de EU komen is behoud van de derogatie voor 2018 en daarna in zicht. En dat is niet alleen van belang voor de melkveehouderij, maar voor alle dierlijke sectoren’, zegt Kees Romijn. ‘Onze inzet blijft om de derogatie voor Nederland te behouden. En dit blijft een inspanning en verantwoordelijkheid van alle melkveehouders vragen. We willen dat dit slaagt voor de melkveehouderij in Nederland, anders is alle inzet voor niets geweest.’ Dezelfde inzet en verantwoordelijkheid vraagt LTO Nederland ook van het ministerie van Economische Zaken en de uitvoerende instanties.
Invulling wijziging nog onduidelijk
Hoe deze wijziging ingevuld zal worden in de regeling zal de komende weken duidelijk worden. LTO Nederland is in gesprek met het ministerie van Economische Zaken over een passende oplossing. Er ontstaan nu namelijk problemen met de afvoer van nuka’s, het in- en uitscharen van vee en bestaande relaties met jongveeopfokkers. Duidelijk is al wel dat er zwaardere eisen aan de afvoer van dieren van melkveebedrijven moeten worden gesteld. Afvoer van slacht, export of na dood gegarandeerd ook minder melkvee in Nederland. De regeling zal zo worden aangepast dat het tijdelijk elders onderbrengen van dieren door melkleverende bedrijven om fosfaatreductie te ontlopen, geen zin heeft. Deze aanpassing zal met terugwerkende kracht ingaan. LTO Nederland is van mening dat er komende week duidelijkheid moet komen over de aanpassing op de regeling, welke een goed werkende oplossing moet bieden voor de genoemde problemen.