De schaalvergroting in de landbouw lijkt in een aantal sectoren te stagneren. Zo werden doorsnee melkvee- en akkerbouwbedrijven in 2017 niet of nauwelijks groter vergeleken met de jaren daarvoor. In de varkenshouderij is nog wel sprake van schaalvergroting. Dit blijkt uit de nieuwe Landbouwtelling van het CBS.
Het gemiddeld aantal melkkoeien per bedrijf bij de melkveebedrijven steeg van 56 in 2000 tot 101 in 2016, maar kwam dit jaar weer net onder de 100 uit.
De standaardopbrengst van een doorsnee melkveehouder verdubbelde in 2017 tot ruim 400 duizend euro ten opzichte van 2000. Ten opzichte van van 2016 is de standaardopbrengst met 1% gedaald. De standaardopbrengst is een maat voor de economische omvang van agrarische bedrijven, die wordt gedefinieerd door de Europese Commissie. Deze normering wordt 3 keer per 10 jaar opnieuw vastgesteld. Een nieuwe normering heeft invloed op de standaardopbrengst.
Melkveebedrijven hebben zich de laatste jaren niet verder gespecialiseerd. In deze sector stokte de specialisatiegraad op 81 procent. De specialisatiegraad van een sector is berekend door de standaardopbrengst die bedrijven uit die sector halen uit hun kernactiviteit, te delen door de standaardopbrengst die alle bedrijven samen uit die activiteit halen.
Verbredingsactiviteiten bij een derde van de bedrijven
In 2016 vonden op bijna een derde van de agrarische bedrijven verbredingsactiviteitenplaats. De meest voorkomende activiteit was verkoop aan huis (7 procent van de bedrijven), gevolgd door agrarisch landschaps- en natuurbeheer(6 procent). De verbredingsactiviteiten die uitgevoerd worden verschillen sterk per sector. Bij de melkveebedrijven scoort het agrarisch landschaps- en natuurbeheer met 19 procent van alle activiteiten het hoogst. Het deelnemen van agrarische bedrijven aan verbreding verschilt per sterk per sector. Bij de melkveebedrijven neemt 35 procent van de bedrijven deel aan verbredingsactiviteiten, bij de akkerbouwbedrijven gaat het om 28 procent en bij de varkensbedrijven is dit 12 procent van de bedrijven.
Opbrengst verbreding veelal gering
De bijdrage van verbredingsactiviteiten aan de totale opbrengst van agrarische bedrijven is meestal klein. Voor 62 procent van alle bedrijven met verbreding is de bijdrage van de verbreding aan de totale opbrengst van het bedrijf minder dan 10 procent. Bij 80 procentvan de melkveebedrijven, bij 69 procent van de varkenshouderijen en bij 55 procent van de akkerbouwbedrijven dragen de verbredingsactiviteiten voor minder dan 10 procent bij aan de totale opbrengst.
Vooral familieleden werken ook buiten bedrijf
Boeren op agrarische familiebedrijven hebben vaak een baan naast het bedrijf. Op bijna de helft van de agrarische familiebedrijven hebben het bedrijfshoofd en/of de meewerkende familieleden een baan buiten het bedrijf. Van deze bedrijven heeft 23 procent een bedrijfshoofd met een baan buiten het bedrijf, 31 procent heeft een of meer meewerkende familieleden met een baan buiten het bedrijf.
Wel zijn de verschillen binnen de agrarische sector flink. Op 30 procent van de akkerbouwbedrijven heeft het bedrijfshoofd een baan buiten het bedrijf. Bij de melkveebedrijven is dit 12 procent en bij de varkensbedrijven 25 procent. Op 27 procentvan de akkerbouwbedrijven hebben meewerkende familieleden een baan. Op 39 procentvan de melkveebedrijven en op 28 procent van de varkensbedrijven is dit ook het geval.
In het algemeen geldt dat bedrijfshoofden van de kleinere bedrijven er vaker een baan bij hebben dan de hoofden van grotere bedrijven. En voor meewerkende familieleden geldt, omgekeerd, dat zij er op grotere bedrijven vaker een baan bij hebben dan op kleinere bedrijven.